Vandaag werd ik wakker met een gezicht dat mij zou hebben gekwalificeerd als tegenstander van de cowboys in een western. Maar na de zon van gisteren waren de grijze wolken aan de beurt en die lieten van tijd tot tijd aardig wat regen vallen.
Voor de vrijdag en zaterdag, de drukste dagen van de regatta, hadden bij een plek in de Regattaparkeerplaats gereserveerd. De “dagparkeerders” zijn tweede in rang qua parkeerplaatsen. Top van de piramide zijn de “weekparkeerders” die voor de hele week en eigen plek hebben, vlakbij de ingang naar de Stewards’ Enclosure. De Stewards zelf hebben een parkeerplaats iets verder weg naast de dagparkeerders, maar die tel ik niet mee. En dan heb je de mensen die voor een parkeerplaats naar de overkant van de rivier zijn verwezen en dat is heel ver weg. Ieder kaste krijgt zijn eigen symbool: vierkant, cirkel of driehoek. Daarbuiten heb je de onaanraakbaren, die overal elders parkeren (station, cricket club), een groep van waaruit wij ons hadden ontheven (als je maar extra betaalt).
Je plek is dan dichtbij, maar doordat er een eenrichtingssysteem in werking is, rij je toch een behoorlijk end om, om bij je plek te komen. Eenmaal aangekomen, zie je allerlei vormen van tentjes, tafels, stoelen, tafellakens en bestek, waarvan het lijkt dat sommige direct vanuit het landhuis zijn meegenomen. Geen picknick uit de kofferbak, ze nemen de butler mee om het een beetje behoorlijk te doen.
We hadden tijd dus gingen op de tribune zitten waar we wat wedstrijden keken en gezellig met een man hebben gepraat die niet zo’n serieuze roeier was maar door een vriend was meegenomen die wel aan de Boat Race had deelgenomen. We keken ook naar de mensen. Je ziet kleurencombinaties die nergens anders voorkomen en die er vaak ook nog redelijk of heel chique uitzien. En sommigen lijken alsof zij direct ingevlogen zijn door de Ministry of Silly Walks van Monty Python (met excuses aan iedereen die te jong is om dat fenomeen te hebben meegemaakt).
Nadat de ploeg te water was gegaan zochten we een plek. De strandstoelen en regisseursstoelen waren vanwege de regen nat en matig bezet en wij kregen twee stoelen in de voorste rij. De gouverneur van een (goede) school vlakbij Henley kwam naast ons zitten.
En toen wachten. Aangezien ze deze wedstrijd al 185 jaar doen, het grootste deel van de tijd zonder televisie, hebben de organisatoren geleerd de spanning erin te houden. Tenminste als je het zogenaamde “Progress Board” kunt zien, die twee blokjes toont, één voor elk van de twee ploegen en deze blokjes worden heen en weer geschoven zodat je ziet hoe ver de ene ploeg voor de andere ligt. Onderaan staat de tijd naar Fawley, halverwege en waar de ploegen het laatst zijn gesignaleerd. Volstrekt zonder vervuilende batterijen.
De wedstrijd begon spannend, met de twee blokjes naast elkaar, maar al snel ging het blokje dat “De Hoop” heette een stuk verder naar links (dus steeds meer voorsprong). De wedstrijd was weer voorbij voordat ze voorbij kwamen, maar het was toch spannend.
Christof ging de slidings poetsen terwijl wij bij de kerk gingen lunchen, in een heel oud gebouw met een bedrijvigheid van (hoofdzakelijk) dames die een ongekend aantal quiches hadden gebakken. We raakten aan de praat met een echtpaar aan de tafel naast ons, dat uit Antwerpen kwam. Na enige tijd bleek dat twee Engelsmannen midden in Henley met elkaar in het Nederlands aan het praten waren.