De week vordert en het wordt met de dag duidelijker dat je je voor Henley goed moet voorbereiden. Je moet sterke spieren hebben, alsmede doorzettings- en uithoudingsvermogen. En dan heb ik het over het zijn van toeschouwer. Elke ochtend merk je dat je nog niet helemaal hersteld bent van de dag daarvoor. De spieren doen nog pijn door het eindeloos staan en lopen en een half uurtje op de tribune zitten lost niets op. En je moet gaan, ondanks het weer.
Vandaag viel het weer tegen. Eerder in de week was er een beetje regen, maar de organisatie heeft een apparaat dat op een kruising tussen een stofzuiger en een maaimachine lijkt, die de plassen leeggemaakt. Vandaag was daar geen beginnen aan. We liepen van de parkeerplaats naar de Enclosure achter een bus, die als een soort Moses het water uit elkaar dreef. Gelukkig hadden we in plaats van nette schoenen onze wandelschoenen aangedaan.
We vonden een redelijk droge plek op de tribune en zagen Thames RC (de tegenstander van De Hoop in de finale, gecoacht door ex-Hoopcoach Sander Smulders) London RC psychologisch verslaan. London zakte kort voor de finish letterlijk fysiek in.
We liepen naar de botententen, die nu behoorlijk leeg zijn (zodra je verliest moet je je boot uit de tent verwijderen en voor alle toeschouwers door de hoofdingang wegdragen, alsof verliezen op zich niet erg genoeg was).
De tegenstander van De Hoop was Leander Club (gewoon Club, geen “rowing” of “boat”, dat kan, als je in 1818, 30 jaar vóór De Hoop, bent opgericht). Om daar lid van te worden moet je uitgenodigd zijn. De meesten van ons zouden daar niet voor in aanmerking komen.
Terug naar de tribune voor de halve finale. Eerst waren de twee ploegen gelijk, toen had De Hoop een taft, toen een halve lengte, tweederde van een lengte, driekwart en dan weer tweederde voorsprong. En Leander lag in de baan met iets meer stroomvoordeel in de laatste meters. Het hart ging harder kloppen. De ploegen waren eindelijk goed in zicht en De Hoop zag er goed uit, maar ze waren snel voorbij en we konden slechts hopen dat het goed af zou lopen. Eindelijk begon de commentator met zijn poging om Koninklijke Amsterdamsche Roei-en Zeilvereeniging De Hoop uit te spreken en wisten we dat ze het gehaald hadden; met een derde lengte.
Ik controleerde of ik mijn hart normaal aan het kloppen kon krijgen (als toeschouwer heb je ook een sterk hart nodig) en toen liepen we door de modder weer terug naar de botentent. De heren moesten diep graven, maar dat geldt ook voor Thames, de tegenstander morgen: een revanche met hopelijk een andere afloop dan vorig jaar.
Daarna hadden we wat tijd over en besloten we om naar het River and Rowing Museum te gaan. Er was een leuk deel voor kinderen, dat over de Wind in the Willows ging, en een heel stuk over reizen in het heelal, waaronder de maanlandingen, stukjes neergestorte raketten, brieven, handleidingen (ook van Apollo13, die bijna verloren ging) enzovoort. Ik kon het verband met roeien niet helemaal ontdekken, behalve voor zover het ging om het zoeken van water op de maan, maar het was wel interessant.
Op de bovenverdieping waren er verhalen en films over verschillende wedstrijden: Henley, de Boat Race, Doggets Coat and Badge (de oudste nog bestaande roeiwedstrijd, sinds 1715) en de olympische medailles van Steve Redgrave en anderen. Voor mij was echter het leukste de oude en nieuwere boten die er hingen. Ik had zelfs in een van de boten geroeid! De eerste koolstofacht uit 1976 die mijn Molesey ploeg mocht gebruiken, nadat de Britse Olympische Acht de boot te onbetrouwbaar vond. Terecht, want bij mij brak een spant en dat was niet omdat ik zo sterk was.
Nu uitrusten voor morgen. Het wordt een spannende dag. 12 uur Nederlandse tijd de finale!